Brandewijnsgracht

Tijdens mijn zwerftochten door Leiden liep ik de Brandewijnsgracht binnen, een zijstraat van de Langegracht. Als eerste zag ik daar een prachtige poort die op een muur geschilderd was. Dit stelt één van de acht stadspoorten van Leiden voor, namelijk de Herenpoort, die iets verder op de Oude Herengracht heeft gestaan. Maar ik ontdekte in de Brandewijnsgracht ook de overeenkomst tussen een verfpot en een klaploper.

Als je de smalle (doodlopende) Brandewijnsgracht inloopt,  kun je je haast niet voorstellen dat hier ook een gracht doorheen gelopen heeft. Toch is het zo en net zoals vele andere grachten is deze gedempt.

Aan het einde van deze gracht zag ik 2 ‘dingen’ staan, waarvan ik absoluut geen idee had wat dat was (zie foto hiernaast). Het diende kennelijk als versiering en ze worden daardoor ornamenten genoemd. Op de linker stond voorop ‘19’ en aan de zijkant ‘08’. Op de andere ‘Pvd’ en een ‘W’. Het jaarboekje 2009 van ‘Oud Leiden’ gaf een verklaring hiervoor: deze twee natuurstenen ornamenten in de vorm van tonnetjes, zijn afkomstig van Pieter van de Wijngaard die in 1908 zijn huis aan de Hooigracht liet verbouwen (dat verklaart de cijfers en letters). Pieter was schilder en de ornamenten stellen twee houten verfpotten voor, waar wel tot 10 kilo verf in kon. Als er veel verf voor een bepaald werk nodig was werd er gezegd: ‘Hier is een klaploper verf voor nodig’. Maar waarom wordt een verfpot dan klaploper genoemd vroeg ik me af? Een klaploper is toch een profiteur? De houten verfpot-klaplopers werden door een kuiper (tonnenmaker) gemaakt, maar niet altijd betaald door de schilder die verf kocht. Dat is de verklaring van de bijnaam ‘klaploper’ voor een grote houten verfpot.

Tekst en foto’s: Willem Hogendoorn